Pinguïnmerkers en evolutie

nature-pinguinIk krijg het tijdschrift Nature al een poosje over de post – cadeautje omdat ik als panellid de opmaak wilde beoordelen. Het blad komt met wat vertraging, dus ik heb nu nog wat nummers uit januari op m’n bureau liggen.
De ‘coverstory’ van 13 januari is een onderzoek naar de effecten van ‘flipper-banding’ op de fitness van de pinguïn. Een news & views staat hier. (Beide stukken alleen voor abonnees, helaas.) Onderzoekers gebruiken gekleurde banden om de vleugel-flipper om dieren van elkaar te kunnen onderscheiden. Net als gekleurde pootringen bij ‘gewone’ vogels.

Nu woedde er al een tijdje een debat over de vraag of die banden de pinguïn niet hinderen. De geleerden waren het niet eens. In dit nummer van Nature staat een degelijke studie, waarin pinguïns met flipper-banding en dieren met een onderhuidse transponder 10 jaar lang met elkaar vergeleken werden.

De banden blijken zeker een negatief effect te hebben. Ze hinderen de vogels bij het zwemmen, waardoor ze langer doen over fourageren en later op hun broedplaats aankomen (en dus ook later eieren leggen). Dat verlaagt het broedsucces. Maar het negatieve effect is het sterkst in normale jaren. In zeer goede jaren (met veel prooidieren) of slechte jaren maakt de band niet zoveel uit. Tijdens de eerste 4,5 jaar van de studie stierven er meer pinguïns met flipper-band dan met een transponder, maar daarna was de sterfte gelijk. Toch is het nettoresultaat na 10 jaar een hogere sterfte en een lager broedsucces.

Behalve de directe conclusie (flipper-banden beïnvloeden de resultaten van het onderzoek) is er nog een aspect dat mij opviel. Het is de manier waarop fitness van de pinguïn wordt beïnvloedt.

Er hebben hier wel eens discussies gewoed over essentiële genen, en de vraag wat je hebt aan een ‘halve vleugel’ is een bekende in het schepping/evolutie debat. Deze studie laat zien dat een geringe afwijking van de vleugel al tot mindere fitness leidt. Maar komend van de andere kant (een nauwelijks aan zwemmen aangepaste vleugel) kan je je voorstellen dat kleine verbeteringen al een effect hebben.

De andere kant is dat de band op zich niet dodelijk is. Het effect is subtiel en er was een complexe, tien jaar durende studie nodig om het zichtbaar te maken. De vraag of een gen essentieel is kan je dus niet beantwoorden door alleen te kijken naar levend geboren dieren. Meestal zal het allemaal stukken subtieler zijn. Als de band een afwijking aan de vleugel was vanwege een mutatie, dan zou deze zich tijdens een aantal goede jaren kunnen verspreiden door de populatie als een neutrale mutatie. Ook in slechte jaren kan dat gebeuren. Alleen tijdens normale jaren treedt er negatieve selectie op van de band/mutatie.

Daarmee maakt deze studie naar mijn idee inzichtelijk hoe evolutie zo’n beetje zou kunnen werken. Let wel, het is geen allesomvattend bewijs of zo! Meer een experimentele illustratie van iets dat ook langs natuurlijke weg zou kunnen gebeuren.

Please follow and like:

2 gedachten over “Pinguïnmerkers en evolutie”

  1. René,
    ik vind het een beschamend (onethisch) onderzoek. Men had nooit met die markeringen op de vleugels mogen beginnen, in the first place. En dan nog weer 10 jaar verspillen aan het onderzoeken van een eigen ingreep waarvan je van te voren kunt weten dat het nadelig is. Bedroevend onderzoek.

  2. Wel, de crux van het onderzoek was juist dat het niet bekend was of de banden schadelijk waren. Er waren wel wat gevolgen gezien op zwemsnelheid (in het natte equivalent van een windtunnel), maar de gedachte was dat de dieren daar wel aan zouden wennen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.